Na de cursus kunnen studenten:
-
Omgaan met de wiskundige 'taal'
-
Eenvoudige functies analyseren (algebra), differentieren, en integreren
-
Diverse typen differentiaalvergelijkingen herkennen en oplossen
-
Rekenen met matrices en elementaire vector-analyse bedrijven
-
Numerieke methoden gebruiken om differentiaalvergelijkingen op te lossen
-
Stelsel differentiaalvergelijkingen analyseren m.b.v. een faseplaatje
-
Zelf eenvoudige differentiaalvergelijkingen en wiskundige modellen opstellen voor eenvoudige toepassingen
-
Zelfstandig deze modellen in de vorm van computersimulaties operationaliseren
|
|
De student maakt kennis met aspecten van de wiskunde die voor het vervolg van de studie van belang zijn, met name voor Natuurkunde en Onderzoeksvaardigheden. Verder leert de student hoe bepaalde wiskundige technieken in toepassingen gebruikt worden.
|
|