SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: BMW10405
BMW10405
Organisme
Cursus informatie
CursuscodeBMW10405
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen

Inhoud
ORGANISME
 
Studiepunten: 7,5                                                Cursuscode: BMW10405
Coördinator: Dr. C.F. Wolschrijn                         Periode: 2
Examinator: Dr. C.F. Wolschrijn                          Timeslot: B+C
E-mail adres: C.F.Wolschrijn@uu.nl                    Niveau: 1
Tel.nr.: 030 – 253 5308                                     
 
 
Inhoud:
In het biomedisch onderzoek wordt veelvuldig gebruik gemaakt van diermodellen om processen te bestuderen. Een verantwoorde modelkeuze kan alleen plaatsvinden als er een inschatting is gemaakt op welke punten er overeenstemming is tussen het model en bijvoorbeeld de mens, maar ook op welke punten er duidelijke verschillen aanwezig zijn. Dit impliceert een basale kennis van de anatomie van gangbare proefdiermodellen, maar ook inzicht in de verschillen tussen dieren en in hoeverre ze model kunnen staan voor de gezonde en de zieke mens. De trend is om steeds meer lagere diersoorten in het onderzoek te betrekken, zoals inktvissen, fruitvliegen en zebravissen.
Belangrijke evolutionaire stappen zijn ook aanwezig in de embryonale ontwikkeling en gaan leiden tot verschillen in de basisvorm van diersoorten. De essentie is dat er niet zomaar nieuwe onderdelen ontstaan, maar dat voortgebouwd wordt op beproefde concepten.
Het blok Organisme omvat het macroscopische bouwplan, de embryonale ontwikkeling en de belangrijkste evolutionaire stappen in de ontwikkeling van de soorten, ten einde een basis te bieden voor een verantwoorde proefdier/modelkeuze. Het blok wordt in zes thema’s aangeboden, die min of meer in het verloop van de evolutionaire ontwikkeling gerangschikt zijn. De thema’s starten met een introductiehoorcollege dat verzorgd wordt door een specialist/onderzoeker op het betreffende vakgebied. Ieder thema eindigt met een mini-symposium dat door de studenten zelf verzorgd wordt. Tussen beide onderwijsmomenten in is een wisselend aantal (responsie)hoorcolleges en practica geroosterd. Bij ieder mini-symposium vragen we ook reflectie op het functioneren van de groep. Tevens ontvangt elke student twee keer een enquête over proefdiergebruik. Beide onderwerpen zijn onderdeel van de leerlijn professionele en wetenschappelijke integriteit en ethiek.
 
Vereiste voorkennis:
Specifieke voorkennis is niet vereist.
 
Leerdoelen:
Kennis en inzicht
Na afloop van het blok Organisme kan de student:
  • toelichten dat biomedisch onderzoek met proefieren plaatsvindt omdat de ontwikkeling van de mens via dezelfde selectieprincipes is verlopen als bij andere diersoorten;
  • uitleggen waarom de relatie tussen anatomie, embryologie en evolutie belangrijk is voor de keuze van een onderzoeksmodel;
  • de vergelijkende anatomie/embryologie in het kader van het gebruik van diermodellen toelichten;
  • de mogelijke problemen van het extrapoleren van onderzoeksresultaten naar de mens verklaren.
 
Vaardigheden
De student is in staat om:
  • een klinisch of fundamenteel probleem te vertalen in een vraagstelling en dat uit te werken in een presentatie, een wetenschappelijk abstract en practicumopdracht;
  • wetenschappelijke teksten over proefdieren/proefdiermodellen te lezen en de gebruikte (Latijnse) nomenclatuur toe te passen.
 
Onderwijsvorm(en) en contacttijd:
Ieder thema wordt aangevangen met een inleidend hoorcollege van een onderzoeker, wat gevolgd wordt door één of twee inhoudelijke hoorcolleges. Het merendeel van deze hoorcolleges zijn responsiecolleges, wat inhoudt dat er vragen over de vooraf bestudeerde stof beantwoord zullen worden en dat er dieper ingegaan wordt op de bestudeerde stof. Er is één werkcollege, er zijn zes mini-symposia, waarin de studenten in groepen een presentatie geven over een vooraf opgegeven onderwerp. De inhoud/studiestof/bronnen voor de powerpoint staan op Blackboard; de presentaties en de samenvatting voor Blackboard worden beoordeeld door de docent. Verder zijn er 13 practica die kunnen bestaan uit microscopiewerk, het bestuderen van preparaten en/of het uitvoeren van een dissectie.
 
Toetsvormen:
  • Totaalcijfer van de zes mini-symposia (20%);
  • Tussentoets (25%); na thema 3; Essay- en meerkeuzevragen;
  • Practicumtoets (20%);
  • Eindtoets (35%); Essay- en meerkeuzevragen.
Het totaal van deze toetsen bepaalt je eindcijfer. Om de cursus met een voldoende te kunnen afsluiten, moet je gemiddeld minimaal een 5,5 scoren voor de vier onderwerpen. Eén van de deelcijfers mag tussen de 5,0 en 5,4 zijn. Toekenning van de studiepunten vindt pas plaats nadat de opdracht Ethiek is ingeleverd.
Tijdens de aanvullende toets kan het onderdeel dat/de onderdelen die met een onvoldoende is/zijn afgesloten opnieuw worden gemaakt.
 
Benodigd materiaal (boeken/kosten):
  • Blokboek Organisme;
  • Naslagwerken (NB. hoeven niet te worden gekocht):
    • Kardong “Vertebrates Comparative Anatomy”, 5de ed, McGraw-Hill Higher Education;
    • Larsen’s Human Embryology, G.C. Schoenwolf, S.B. Bleyl & P.R. Brauer, 5th ed, Elsevier Health Sciences (digitaal beschikbaar via UBU);
  • Snijset, witte jas, latex of vinyl handschoenen, rekenmachine (grafisch toegestaan).
SluitenHelpPrint
Switch to English