SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: 202000036
202000036
Een bredere kijk op psychosociale ontwikkeling van jeugdigen en ondersteuning van jeugdigen en hun ouders
Cursus informatie
Cursuscode202000036
Studiepunten (EC)7,5
Cursusdoelen
De specifieke doelen staan beschreven in de handleiding.
Na het succesvol afronden van deze cursus is de student in staat om:
  1. de psychosociale ontwikkeling van jeugdigen in hun context te plaatsen op een continuüm van een ontwikkeling zonder klachten, met subklinisch gedrag en met klinisch gedrag, en deze te koppelen aan preventieve en curatieve interventies op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis (evidence-based).
  2. wetenschappelijke literatuur kritisch te beschouwen en toe te passen.
  3. de geleerde methodische vaardigheden, de theoretische modellen en wetenschappelijke literatuur te integreren en te demonstreren.
  4. kritisch te reflecteren op zijn/ haar eigen rol als professional tijdens het toepassen van professionele vaardigheden en leerdoelen voor de toekomst te formuleren op basis van deze reflectie.

Relatie tussen de toetsen en leerdoelen
De  opdracht en het open boek tentamen sluiten nauw aan bij de leerdoelen. Zo zullen studenten beoordeeld worden op (het toepassen en integreren van en het reflecteren op) kennis en vaardigheden.

Inhoud
In de verdiepende keuzecursus ‘Een bredere kijk op psychosociale ontwikkeling en ondersteuning van jeugdigen en hun ouders’ leer je vaardigheden die van toepassing zijn in de professionele beroepspraktijk en wetenschappelijk onderzoek. Zij dragen bij aan een professionele attitude, en het integreren van professioneel handelen en onderzoek in preventie, diagnostiek en ondersteuning.
Voor orthopedagogen is het van belang dat zij kennis hebben van de psychosociale ontwikkeling zonder klachten en over preventie, signalering en ondersteuning bij de psychosociale ontwikkeling met subklinische en klinische problemen. Deze cursus bekijkt dit brede spectrum, waarbij aandacht wordt besteed aan de kenmerken van specifieke problematiek, de verschillen tussen subklinische en klinische problemen, en specifieke processen en determinanten die van invloed zijn op het ontstaan ervan. Inhoudelijke thema’s zijn bijvoorbeeld sterke verlegenheid in het contact met leeftijdsgenoten als subklinisch probleem, en een sociale fobie als klinisch probleem. Faalangst, rouw bij jeugdigen en ouders, of vragen rondom de seksuele ontwikkeling zijn andere voorbeelden. Ook wordt aandacht besteed aan preventieve en curatieve interventies die kunnen worden benut om deze problemen in de psychosociale ontwikkeling te voorkomen of te verminderen. Er wordt hierbij telkens gekeken vanuit een ontwikkelings- en systeemperspectief.
 
De hoorcolleges zijn gericht op het verwerven van kennis en inzicht in en over subklinische problematiek. Hierbij zal veelvuldig gebruik gemaakt worden van onderzoeksgegevens. Op die manier kunnen studenten een concreet beeld vormen van wetenschappelijk orthopedagogisch onderzoek.
In de werkgroepbijeenkomsten komen de thema’s uit de hoorcolleges en literatuur terug in oefeningen en klinische vaardigheden. Als student maak je in deze cursus kennis met uiteenlopende, in de praktijk veelgebruikte technieken. Je leert bijvoorbeeld hoe je een interview kunt afnemen bij een jeugdige en ouder(s), hoe je doorvraagt over hoe iemand een moeilijke situatie heeft beleefd en welke betekenis hij/zij daaraan geeft. Tevens maak je een start met de evidence-based practice (ebp) werkwijze waarin je leert om in gesprek met jeugdigen en ouders kennis vanuit drie kennisbronnen te gebruiken om samen beslissingen te nemen: 1) kennis uit theorie / onderzoek, 2) kennis, wensen en verwachtingen van de jeugdige en de ouder(s) en 3) kennis van de (aankomende) professional zelf, professionele expertise.
Als onderdeel van de opdracht ontvang je als student feedback op inhoud, alliantie, en gespreksvoering met een jeugdige en ouder(s). Ook het uitvoeren van metingen is hier onderdeel van. Voor deze individuele opdracht maak je tevens een (reflectie)verslag waarin je theorie en onderzoeksbevindingen betrekt.
Na de cursus ben je in staat om diverse technieken toe te passen in contact met een jeugdige en ouder(s), zoals het gezamenlijk uitwerken van een genogram, het voeren van verdiepende gesprekken, en het gebruik van vragenlijsten in gesprekken. In de bijeenkomsten wordt hiervoor gebruik gemaakt van onder meer videomateriaal, rollenspelen, en demonstraties door de docent. Tijdens de bijeenkomsten is er bovendien nadrukkelijk aandacht voor de reflectie op je eigen functioneren in de rol als professional.
De cursus beoogt bij te dragen aan je ontwikkeling als toekomstig ‘scientist practitioner’ met een natuurlijke professionele houding en een wetenschappelijke onderbouwing van het handelen. Kennis en vaardigheden die je leert zijn toepasbaar voor toekomstige ‘scientist practitioners’ die meer generalistisch willen werken in bijvoorbeeld sociale wijkteams, op scholen of bij huisartspraktijken, en voor degenen die meer specialistisch willen werken in ggz-organisaties of gespecialiseerde behandelcentra.
In de cursus wordt aangesloten bij kennis en vaardigheden die je eerder hebt kunnen opdoen bij cursussen in het bachelor programma Pedagogische Wetenschappen, zoals Developmental psychopathology, Diagnostiek, Behandeling, Communicatievaardigheden en Test- en observatievaardigheden. De cursus en  de keuzecursus ‘Bachelorstage’, zijn zowel apart als samen te volgen.
De cursus draagt bij aan een goede voorbereiding op een vervolgopleiding, zoals de master CCFES.
SluitenHelpPrint
Switch to English