SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: 200700309
200700309
Bacheloronderzoek studiepad Kinder- en Jeugdpsychologie
Cursus informatie
Cursuscode200700309
Studiepunten (EC)15
Cursusdoelen
Bij de uitvoering van het bacheloronderzoek wordt bij de student een academische attitude verondersteld. Hierbij worden zo veel mogelijk alle vaardigheden en kennis die in de bacheloropleiding tot nu toe zijn verworven gebruikt. Dat betreft zowel de kennis die is verworven binnen het gekozen studiepad als de (onderzoeks)vaardigheden die in de loop van de bacheloropleiding zijn opgedaan. Zie de OER, 'doel van de opleiding' voor de formulering van leerdoelen en de specifieke eindtermen.
 
Relatie tussen de toetsen en leerdoelen
In het bacheloronderzoek wordt getoetst of de student beschikt over een academische attitude en over de kennis en vaardigheden die van een beginnend onderzoeker op bachelorniveau kunnen worden verwacht. Dat valt uiteen in een procesmatige beoordeling van de academische attitude, een beoordeling van twee producten (het eindverslag en een mondelinge presentatie) en een controle of de student 12 uren zelf proefpersoon is geweest. Tijdens het onderzoeksproces beoordeelt de docent of de student op een verantwoorde en wetenschappelijke wijze omgaat met de beschikbare vakkennis en vaardigheden. Bovendien wordt getoetst of de student op een integere en professionele wijze omgaat met methodologische en statistische vraagstukken. Tenslotte wordt getoetst of de student op een ethisch verantwoorde wijze omgaat met participanten, medestudenten, docenten en andere bij het onderzoek betrokken partijen. Naast de toetsing van het onderzoeksproces worden twee eindproducten beoordeeld die te maken hebben met belangrijke daarbij behorende onderzoeksvaardigheden: het eindverslag en een mondelinge presentatie van het onderzoek. Het eindverslag wordt beoordeeld door de begeleidend docent en een tweede beoordelaar; de mondelinge presentatie wordt beoordeeld door de begeleidend docent en tenminste één medebeoordelaar. Toetsing van het proces en de twee eindproducten vindt zowel groepsgewijs als individueel plaats. De groepsgewijze toetsing behelst het beoordelen van het gezamenlijke onderzoeksproces en de twee met de groep geproduceerde eindproducten. Ook vindt formatieve toetsing plaats door middel van een plenaire feedbacksessie halverwege de cursus. De individuele toetsing vindt plaats door middel van een individueel feedbackgesprek halverwege de cursus en een individueel mondeling tentamen aan het eind van de cursus. Tijdens deze gesprekken wordt getoetst of de individuele student voldoende eigenaarschap bezit van zowel proces als de producten. Op basis van deze twee toetsmomenten en op basis van observaties van de docent tijdens het proces past de docent - indien nodig - de voor de groep bepaalde cijfers (naar boven of naar beneden) aan voor de individuele student. Tenslotte wordt beoordeeld of de individuele student 12 uur lang zelf als participant heeft deelgenomen aan psychologisch onderzoek.
Inhoud
N.B.: Als ingangseis voor het Bacheloronderzoek geldt dat MTS 1 en 2 en één van de MTS3-cursussen voltooid moeten zijn. Het verdient aanbeveling ook de twee in het kader van het studiepad voorgeschreven of aanbevolen trainingen met voldoende resultaat te hebben voltooid, zeker als je van plan bent de betreffende methodologie in je bacheloronderzoek toe te passen. In dat geval worden de betreffende (voor)kennis en vaardigheden bekend verondersteld. Het is ook mogelijk deze trainingen in blok 1 parallel aan de start van het bacheloronderzoek te volgen.
N.B.: Studenten kunnen naar keuze hun Bacheloronderzoek inplannen in het eerste of in het tweede semester (let op: verschillende inschrijfcodes voor elk semester!). Het aanbod aan thema's is niet in beide semesters exact hetzelfde, omdat sommige docenten alleen in het eerste semester en andere alleen in het tweede semester een thema verzorgen.
N.B.: In plaats van het uitvoeren van een bacheloronderzoek op het gebied van de eigen opleiding is er voor studenten ook de mogelijkheid tot het (individueel of in groepsverband) uitvoeren van een bacheloronderzoek op het gebied van de Methoden en Statistiek. Coördinator hierbij is Mirjam Moerbeek (tel.nr. 030-2531450; m.moerbeek@uu.nl).
In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Hoewel zulke veranderingen in de hele levensloop voorkomen ligt de nadruk op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. De vraag is steeds welke ontwikkelingsprocessen aan deze veranderingen ten grondslag liggen. Er vindt meestal een wisselwerking plaats tussen interne ontwikkelingsprocessen (genetische, neurologische, cognitieve, sociaal-emotionele processen) en de (sociale) context waarin een kind opgroeit. Naast aandacht voor het ontwikkelingsproces zelf (intra-individuele ontwikkeling) is er veel aandacht voor het verklaren van inter-individuele verschillen in het ontwikkelingsverloop. De ontwikkeling verloopt namelijk niet bij iedereen hetzelfde en sommigen ervaren meer problemen bij die veranderingen dan anderen. Bovendien willen we begrijpen waarom veel problemen ontstaan of veel vaker gaan voorkomen op een bepaalde leeftijd. Depressie en delinquentie komen bijvoorbeeld vaker voor in de adolescentie. De studie van de problematisch verlopende ontwikkeling ligt dus in het verlengde van de studie van normale ontwikkelingsprocessen. We vragen ons daarbij af onder welke interne of externe condities de ontwikkelingsprocessen 'ontsporen' en problematisch worden voor kind en/of omgeving. Om verschillen tussen individuen of groepen te kunnen verklaren spelen theorieën op het gebied van de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling een centrale rol. Zo ook in het bacheloronderzoek. De mogelijke onderzoeksvragen zijn afhankelijk van de beschikbare docenten en bijbehorende thema's. Ze kunnen gaan over normale of afwijkende ontwikkeling en over jonge kinderen, schoolkinderen of adolescenten. Ook interculturele vergelijkingen kunnen aan bod komen. De relevantie van dit type ontwikkelingspsychologisch onderzoek is tweeledig. Enerzijds levert zulk onderzoek gegevens op aan de hand waarvan theorieën getoetst, ontwikkeld of verbeterd kunnen worden: theoretische, wetenschappelijke relevantie. Anderzijds krijgen we meer inzicht in de mogelijke oorzaken van een problematische ontwikkeling, wat natuurlijk belangrijk is voor de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen: praktische, maatschappelijke relevantie. Welke lopende onderzoeksprojecten in een bepaalde periode worden aangeboden, staat zes weken voor aanvang van het bacheloronderzoek op Blackboard.
Proefpersoonuren
Elke bachelorstudent moet zelf tenminste 12 uur hebben gefungeerd als proefpersoon in psychologisch onderzoek. Maximaal 6 proefpersoonuren mogen worden verzameld door deelname aan online studies. Formeel is de proefpersoonregeling ondergebracht bij het bacheloronderzoek: de student heeft pas aan de eisen van het bacheloronderzoek voldaan wanneer hij/zij 12 uur proefpersoon is geweest. De proefpersoonuren kunnen tijdens het bacheloronderzoek worden verzameld maar ook al daarvoor wanneer hij/zij als proefpersoon aan psychologische onderzoeken heeft deelgenomen. Zie ook de algemene beschrijving van het bacheloronderzoek.
 
Kosten
Aan het BO kunnen kosten verbonden zijn, zoals reiskosten, kopieerkosten, kosten voor testmateriaal en in bepaalde gevallen auteursrechtelijke kosten voor het gebruik van bestaande vragenlijsten. Soms moeten ook proefpersoonkosten worden gemaakt voor zover het onderzoek niet in de proefpersoonurenregeling kan worden ondergebracht. Deze kosten dienen door studenten zelf betaald te worden.
SluitenHelpPrint
Switch to English