|
Kennis van verschillende meta-filosofische standpunten. Inzicht in de verschillende methodes die filosofen hanteren in het 'oplossen' van filosofische problemen. Besef van het verschil tussen filosofie en de vakwetenschappen.
|
|
De vraag wat filosofie is vormt een van de moeilijkste problemen die je een filosoof kunt voorleggen. Is zij een wetenschap? Zo ja, wat voor wetenschap? Hoe verhoudt zij zich tot de andere wetenschappen? Deze meta-filosofische vragen zijn het afgelopen decennium hernieuwd in de belangstelling komen te staan na publicatie van het boek "The philosophy of philosophy" van Timothy Williamson in 2007. In de hoorcolleges komen verschillende antwoorden die filosofen hebben gegeven op deze vraag aan de orde: filosofie als onderdeel van de eenheid van wetenschappen, filosofie als een vorm van denk-therapie, filosofie als een aparte wetenschap met een eigen domein, filosofie als de moeder van de wetenschappen, pragmatische opvattingen van filosofie, filosofie als cultuurkritiek, filosofie als fenomenologie.
Naast deze expliciet geformuleerde opvattingen van filosofie, analyseren we de methode die filosofen volgen, wanneer zij gaan filosoferen. Gaan zij speculeren over empirische verschijnselen? Vooronderstellen zij empirische feiten in hun argumentatie? Analyseren zij uitsluitend concepten of doen zij ook aan a priori theorievorming? Welke rol spelen gedachtenexperimenten? Welke rol spelen hypothetische gevallen? Kan er een speciale status worden toegekend aan ‘paradigm case arguments’? Moet er gebruik worden gemaakt van formele methoden? Vormen intuïties overtuigende bewijzen voor filosofisch standpunten? Deze methodes kunnen worden gebruikt in de context van meerdere concepties van filosofie, maar ze vragen wel om een rechtvaardiging die een articulatie van een eigen opvatting van filosofie vereist. Dit vormt het verband tussen de hoorcolleges over filosofische methodologieën en de werkgroepen over filosofische methoden: het gebruik van bepaalde filosofische methoden vooronderstelt dat je weet wat je aan het doen bent en dat kunt rechtvaardigen.
Deze cursus is als volgt opgezet: in de hoorcolleges komen de expliciete opvattingen, de methodologieën van filosofie aan de orde, waarbij met name wordt gekeken naar opvattingen uit de twintigste eeuw van Russell, het logisch empirisme, Wittgenstein, Peirce, James, Rorty, Heidegger, Strawson, Austin.
In de werkgroepen wordt begonnen met het schrijven van de bachelor-scriptie die in het volgende blok moet worden voltooid. Doelstelling is dat aan het eind van dit blok er een eerste versie van de scriptie ligt, die bij aanvang van het volgende blok meteen met de toegewezen scriptiebegeleider van de scriptieklas kan worden besproken. Deze cursus is dan ook vanaf het jaar 2017/8 uitsluitend, bedoeld voor studenten die in het erop volgende blok twee of vier van dit academische jaar hun bachelor-scriptie gaan schrijven.
We beginnen met van de studenten te vragen een vraagstelling te formuleren voor de scriptie die zij in het volgend blok gaan schrijven. Dit vereist niet alleen dat de student een onderzoeksvraagstelling klaar heeft, maar ook een lijst van literatuur over het onderwerp dat hij of zij wil bestuderen, en een plan van aanpak voor het schrijven van de bachelor-scriptie. In week vijf en zes moeten studenten hierover een korte presentatie houden.
Ter afsluiting wordt in week zeven in kleine groepjes tijdens de laatste twee bijeenkomsten van de werkgroep de voorlopige eerste versie van de bachelor-scriptie door de studenten onderling besproken (zogenaamde peerreview).
.
LET OP: De cursus is uitsluitend voor studenten die in het blok volgend op deze cursus hun bachelorscriptie gaan schrijven in blok 4.
Deze cursus had eerder de code WY3V17001.
|
 |
|