Het bestuderen van genetica op genoom- en populatieniveau. Denk hierbij aan onderwerpen als ‘welke biochemische processen spelen zich af m.b.t. nucleïnezuren’, ‘wat is een gen en hoe is de werking ervan’, ‘waarom verschillen dieren als ze toch dezelfde genen bezitten’, ‘hoe wordt erfelijke aanleg doorgegeven aan nakomelingen en wat kan daarbij fout gaan’ en ‘hoe kun je voorspellen wat de genetische aanleg van een volgende generatie zal zijn en welke processen hebben daar invloed op’.
|
|
Verkrijgen van globale kennis van en inzicht in de biochemische processen die zich op moleculair en celniveau afspelen met betrekking tot nucleïnezuren. Aan de orde komen de algemene aspecten van structuur, eigenschappen, functies en metabolisme van nucleïnezuren. Daarnaast kennis verwerven van en inzicht verkrijgen in de moleculaire en chromosomale basis en het ontstaan van genotypen, het ontstaan van zowel afwijkende (ziek) als niet-afwijkende fenotypen (gezond) en het ontstaan van genetische variatie. Alsook inzicht verwerven in de genetische analyse methodes voor de opheldering van biologische (ziekte)processen en voor de verspreiding van erfelijke kenmerken in populaties. Er zal tevens aandacht worden besteed aan de biochemische achtergronden en moderne diagnostische mogelijkheden van de moleculaire biologie.
Toetsing bestaat uit opdrachten en een individueel digitaal tentamen.
|
|