SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: DB2-B-AW
DB2-B-AW
Adaptatie en Welzijn
Cursus informatie
CursuscodeDB2-B-AW
Studiepunten (EC)4,5
Cursusdoelen
Doelstellingen
  1. De student heeft kennis en inzicht in de maatschappelijke plaats en functie van dieren en hun gebruik, en de hiermee samenhangende maatschappelijke vraag naar garanties van dierenwelzijn.
  2. De student kent de principes van gedrag, regulatie, adaptatie en welzijn en kan deze aan dierhouders uitleggen en verklaren.
  3. De student kan eisen met betrekking tot huisvesting en klimaat formuleren die individuele en in koppels gehuisveste dieren (zoogdieren en vogels) aan hun omgeving stellen ten einde hun homeostase te kunnen handhaven, zowel wat betreft normaal soortspecifiek gedrag als wat betreft (patho)fysiologische adaptatie en immunologische afweer.
  4. De student kan verschijnselen en soortspecifieke signalen die wijzen op welzijn of onwelzijn benoemen en interpreteren en de effecten hiervan benoemen op gezondheid, voortplanting, welzijn en (re)productie.
  5. De student is in staat afwijkend gedrag bij de voor de primaire beroepsuitoefening belangrijkste dieren te onderkennen en hierover de dierhouder adequaat te informeren en te adviseren.
  6. De student kent de onderliggende mechanismen en processen van motivationele cq beloningssystemen in het centrale zenuwstelsel en kent de consequenties van de staat van deze systemen voor gedrag en (on)welzijn.
  7. De student kent het onderliggende mechanisme en het bifasische effect van stress (acuut > chronisch) en kan deze kennis interpreteren en toepassen op het niveau van het herkennen van (on)welzijn en (mal)adaptatie.
  8. De student is in staat de bewaking of borging van dierenwelzijn op een protocollaire en transparante wijze gestalte te geven en is in staat om gepast op te treden bij, dan wel melding te maken van, voorkomende welzijnsmisstanden met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid en de wettelijk vastgelegde eisen en richtlijnen ten aanzien van gehouden dieren.
Inhoud
Een steeds belangrijkere taak voor de dierenarts is het bewaken, bevorderen en adviseren omtrent dierenwelzijn. DB2-B-AW draagt essentieel bij aan het adequaat voorbereiden van studenten op deze taak.
De nadruk van dit blok ligt niet per se op feitenkennis zoals bij veel voorafgaande onderwijsblokken. Uiteraard moet kennis genomen worden van een aantal basisbegrippen, maar veel dingen kunnen ook benaderd worden door middel van logisch beredeneren en combineren van kennis uit verschillende disciplines. Het thema ‘gedrag van dieren’ neemt een groot deel van dit blok in beslag, omdat gedrag DE uitleesparameter is voor emotionele toestanden en het aanpassingsvermogen (welzijn) van dieren.
Dus naast feitenkennis wordt in DB2-B-AW vooral ingegaan op redeneren en het integreren van kennis omtrent gedrag, fysiologie, omgevingsfactoren (b.v. huisvestingscondities), wetgeving en ethiek om weloverwogen uitspraken over welzijn van dieren te kunnen doen en daaromtrent te adviseren.

In DB2-B-AW passen wij een holistische zienswijze toe, waarbij het dier centraal staat en waarbij primair gekeken wordt vanuit de biologie van het dier om vandaaruit inzicht te krijgen in het aanpassingsvermogen van een aantal verschillende diersoorten, gehouden in verschillende contexten en voor verschillende doeleinden (b.v. huisdier, landbouwhuisdier, proefdier).
Kennis omtrent gedrag en welzijn van dieren zal zowel binnen de aansluitende vakken in de bachelor en vooral ook binnen het mastergedeelte van de opleiding van zeer groot belang zijn. Zo zijn bijvoorbeeld gedragsobservaties en-interpretaties van groot belang in het klinisch redeneringsproces binnen alle klinische onderdelen van de studie. Daarnaast wordt in DB2-B-AW de basis voor de master track ‘Animal Welfare Management’ en voor het master keuzevak ‘Ethology & Welfare’ gelegd.

In de colleges wordt begonnen met de uitleg over motivationele systemen die gedrag aansturen om vervolgens de werking, ontwikkeling en evolutie van gedragssystemen te behandelen. Nadat processen gerelateerd aan leren en geheugen behandeld zijn, is de basis gelegd om dierenwelzijn conceptueel te behandelen. In het vervolg wordt ingegaan op fysiologische adaptatiemechanismen. Daarmee is de basis gelegd om vervolgens de relevantie van adaptieve mechanismen in het kader van de klinische diagnostiek te behandelen. Daarbij wordt ingegaan hoe welzijn ‘gemeten’ kan worden en hoe maladaptief gedrag behandeld zou kunnen worden.
Voorts wordt inzicht gegeven in de relatie tussen houderrijsystemen, managementsystemen en dierenwelzijn.
De juridische aspecten en maatschappelijke context van (on)welzijn, inclusief controle en handhaving van wet- en regelgeving, vormen de basis van een professionele beroepsuitoefening van de dierenarts ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid en vormen daarom een essentieel onderdeel van het blok.
 
Tot slot wordt er in algemene zin aandacht besteed aan academische vaardigheden, zoals conceptueel denken.
SluitenHelpPrint
Switch to English