SluitenHelpPrint
Switch to English
Cursus: DKM-DIFCOP
DKM-DIFCOP
Gedifferentieerde co-schappen Paard
Cursus informatie
CursuscodeDKM-DIFCOP
Studiepunten (EC)75
Cursusdoelen
De afstudeereisen van dit master onderdeel zijn te vinden op Blackboard, in de module Master Algemeen > Toetsing in de master.  
Inhoud
De master paard heeft tot doel de student die gekozen heeft voor het masterprogramma paard (in vervolg: de student) zodanig op te leiden dat hij zich na drie jaar master onderwijs thuis voelt in het toekomstig werkveld. De student beschikt dan over vakinhoudelijke vaardigheden, weet kritisch met zichzelf en de omgeving om te gaan, weet wetenschappelijk onderzoek op waarde te schatten en toe te passen in de dagelijkse praktijk en kent de sector en de maatschappelijke rol van het paard. Om dit te bereiken, is er gekozen voor het creëren van een uitdagende omgeving in onze eigen intramurale kliniek, in de ambulante kliniek en bij externe praktijken.
Een belangrijk uitgangspunt van de master paard is de integratie van theorie en praktijk. Gedurende het eerste jaar (de student functioneert op niveau 1) wordt ’s middags de theorie behandeld in zeven theorie-blokken. De theorie kan ’s ochtends toegepast worden als de student meeloopt met de verschillende klinische disciplines. Om de student voor te bereiden op het klinisch (patiëntgebonden) onderwijs worden eerst twee ‘voorweken’ doorlopen waarin belangrijke kennis en vaardigheden behandeld, herhaald en geoefend worden. Tijdens het klinisch onderwijs maken studenten kennis met alle aspecten van de paardengeneeskunde, dus ook met de ondersteunende disciplines op stal en in de polikliniek, met de smederij, de sterilisatie en uiteraard met de klinieken zelf: inwendige ziekten, heelkunde en de voortplanting. Daarnaast participeren studenten in de avond-, nacht- en weekenddiensten. Tijdens het klinisch onderwijs maken studenten onderdeel uit van een studententeam met basiscoassistenten en ouderejaars master paard studenten en dragen zij (een deel van de) verantwoordelijkheid voor de zorg van de patiënten. Voor ieder onderdeel zijn leerdoelen beschreven.
De anatomie van het paard wordt aan de hand van een ‘frame pony’ behandeld. Gedurende een week bestuderen studenten, aan de hand van klinisch relevante vraagstellingen, de anatomie. Tijdens het gedifferentieerd coassistentschap wordt ook onderwijs gegeven in de diagnostische beeldvorming, zowel in de theorie van de opnametechniek en stralingsbeveiliging als in de praktijk van röntgenfoto’s en echo’s maken en interpreteren. Dit onderwijs, en de bijbehorende toets, moeten succesvol worden afgerond om later in de praktijk ook zelf röntgenfoto’s te mogen maken.
Uit het theoretisch onderwijs volgen enkele opdrachten die later in de master verder uitgewerkt en/of gepresenteerd moeten worden. De toetsing van de theorie vindt plaats tijdens twee ‘bloktoetsen’. Daarnaast wordt het functioneren en de ontwikkeling van de student op een zevental competenties beoordeeld met behulp van een digitaal portfolio (ePASS). Verschillende vormen van feedback, van docenten en medestudenten, en (zelf)reflectie worden verzameld in het portfolio, welke aan het eind van de major beoordeeld wordt. Minstens eens per jaar bespreekt de student zijn/haar voortgang met zijn/haar tutor.
Tijdens het tweede jaar (niveau 2) van het gedifferentieerd coassistentschap volgen de studenten nog meer klinisch onderwijs, deze keer als hele dagen in de kliniek. Naast de inwendige ziekten, heelkunde en voortplanting komen nu ook de ambulante kliniek en de anesthesie/intensive care aan bod. In deze fase van de master worden de basiscoschappen bij gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren gevolgd. 
SluitenHelpPrint
Switch to English